Bewaarboek Frits Brattinga

Frits Brattinga

Frits Brattinga

Na de dood van Frits Brattinga, een geliefd medewerker van het toenmalige Diocesaan Pastoraal Centrum van het Bisdom Groningen, heeft een werkgroep een “bewaarboek” over hem samengesteld.

Daarin stond de volgende tekst bij het interview met Frits Brattinga door Marlies Bosch:

Januari 1996

Introductie:

In januari 1996 werd in het blad van het Bisdom Groningen een interview met Frits Brattinga gepubliceerd onder de titel “het opmaken van de balans”. Marlies Bosch, free-lance medewerkster van het Bisdomblad, vond Frits bij uitstek de geschikte persoon om over dit ‘opmaken van de balans’ iets wezenlijks te kunnen zeggen. De reacties die Frits ontving na de publicatie van dit interview waren overdonderend. Niet alleen in aantal. Ze gaven ook aan dat de inhoud op velen een enorme indruk had gemaakt. Wij, als redactie waren dan ook van mening dat een ‘bewaarboek’ over Frits Brattinga zonder dit interview niet compleet zou kon zijn. De laatste bijdrage in dit boek is daarom speciaal gereserveerd voor Frits zelf.

Frits Brattinga

?

Balans

Januari 1996: Bisdomblad Groningen
Het opmaken van de balans
?Ik ben het er niet mee eens, maar ik ben een gelukkig mens?

Hoe ver is de nacht
Hoe ver wachter
Hoe ver is de nacht
De morgen komt, zegt de wachter
Maar nog is het nacht
Jessaja (Uit Huub Oosterhuis: Hoe ver is de nacht)

Frits Brattinga, stafmedewerker van het Diocesaan pastoraal centrum hoorde op 16 maart van dit jaar dat hij een ongeneeslijke vorm van longkanker heeft. Kanker is een ziekte waarbij cellen zich plotseling ongeremd gaan delen. Als je zoiets hoort, pleegt dat een aanslag op je leven. Frits heeft die aanslag weten te pareren. Hij is van plan dit te blijven doen totdat er niets meer te pareren valt. In dit nummer van het Bisdomblad, waarin het thema: de balans opmaken van 1995, hebben wij hem gevraagd iets te vertellen over zijn persoonlijke balans. Hij heeft daar lang over nagedacht en tenslotte toegestemd om zich te laten interviewen. Zijn verhaal.
?Ja, ik kan wel zeggen dat dit een zeer speciaal jaar is geweest. Dat maak je niet ieder jaar mee. Dat geldt voor Rikst (zijn vrouw m.b.) evenzeer. Eind februari merkte ik dat ik zo?n knobbeltje had. Je loopt er wat mee rond. Vroeg Rikst nog: voel eens, zou dit iets zijn. Tenslotte ging ik naar de huisarts en daarna ging alles in een sneltreinvaart. Foto?s, een longarts en na twee helse weken wist ik zeker: dit is longkanker in een vorm die niet te genezen is. Dat was het ergste om te horen, je staat samen wel even raar te kijken. Ik was verdoofd, het waren donderslagen. Toen begon het circus: opname, chemokuur. Daarnaast de reacties van de mensen om je heen. Soms leek het wel alsof ik al dood was. Maar ik heb ook uitspraken in brieven gelezen waar ik niet echt bescheiden van werd. Ik hoop dat mensen dat ook blijven zeggen als ik nog tien jaar leef. Ik heb er wel van geleerd: zeg dingen nu maar, schuif ze niet op naar morgen. Alles bij elkaar is het een lawine die over je heen komt.
Wat we al snel in de gaten hadden, was dat we de omgeving steeds een stapje vooruit waren. Wij hadden een voorsprong in kennis, waar we gebruik van hebben gemaakt.?

Zinloze vragen

?We hebben ervoor gekozen niet de kop in het zand te steken. We wilden er niet de hele dag over praten, je vergalt je tijd door zinloze vragen als waarom te stellen. Daarmee kom je geen steek verder. Ik vergelijk het met een groep mensen op straat: er wordt een pijl afgeschoten en die pijl treft toevallig jou. Het heeft tijd nodig om na te denken wat je met die pijl moet. We hebben zelf de familie op de hoogte gesteld. Mondeling en schriftelijk. De reacties waren overweldigend, van iedereen. Dat zal mede komen doordat mensen me kennen als iemand die lijnen open wil houden, ik wil bereikbaar blijven. Zoveel mensen lieten iets van zich horen, dat heeft goed voor ons gewerkt om door de eerste maand heen te komen. Een telefoon vind ik een onding, ik moet mensen zien. Ik bof dat ik Rikst naast me heb,. Ik moet er niet aan denken dat je hier alleen doorheen moet. We hebben momenten van verdriet maar we huilen echt niet de hele dag.?
?Connie Palmen zei in een interview: ?ik ben door mijn verdriet (na de plotselinge dood van haar partner, Ischa Meyer m.b) heengekomen door de mensen om me heen.? Ik weet niet hoe het was gegaan als het stil was geweest. We hangen niet de zielenpoot uit en doen ook niet alsof er niets aan de hand is. Er heerst een taboe over kanker, en er is vriendschap en vertrouwen nodig om dat te doorbreken. Ik relativeer het, daardoor durven mensen dichterbij te komen. Nu is er een windstilte. De eerste schrik is ervan af, het proces is door de chemokuur gestopt en ik kan even rustig aan doen.?
?Nee, de artsen geven geen prognose, het is niet te genezen, en ik kan nog een paar jaar hebben of een paar maanden. Maar zonder chemokuur had ik dit jaar niet meer gehaald. Dus ik heb het als het ware voor me uit geschoven. Een chemokuur is geen pretje, maar je komt er doorheen. Je leeft nu met de constante onzekerheid, daar moet je tegen kunnen. Het kan het leven vergallen, je hebt een tijdbom in je lichaam. Maar ik wil een balans vinden tussen je kop in het zand steken en er teveel over piekeren. Mensen zeggen wel: wat knap hoe je dat doet. Maar het heeft te maken met mijnkarakter en mijn manier van leven. Het aardigste compliment dat ik onlangs kreeg was: ik heb weleens gedacht dat je toneel speelde, maar nu zie ik dat het echt is. Weet je, ik hoef geen wereldreis te gaan maken nu ik weet dat ik doodga. Je moet niet ineens je levenspatroon drastisch gaan wijzigen.?

Uniek

?Mijn werkomgeving, de mensen op het DPC: hun houding is vrij uniek. Daar heb ik enorm veel aan, maar je moet het ook kunnen toelaten. Je kunt er zelf iets aan doen om mensen over de drempel te helpen. Ik belde bv. mensen op, die waren dan heel verrast. Ik stond er ook niet bij stil dat iedere dag 100 tot 150 mensen te horen krijgen dat ze kanker hebben.?
?Ik lees momenteel veel in het boek van Okke Jager: Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens. Ik kende het al voordat ik getroffen werd. Hij is zelf in januari 1992 gestorven aan een hersentumor en schreef daarover in Trouw. Ik heb altijd iets met Okke Jager gehad. Dit boekje had ik eerder gelezen, maar nu herkende ik er zoveel in. Hij was even verdwaasd, finaal van de slag en voelde toen pas persoonlijke angst. Dat was voor mij ook zo. De dag voordat er een nieuwe foto wordt gemaakt is heel spannend. Alles rammelt dan in je. De dagen van wachten op de uitslag zijn dan ook een marteling. Er is gewoon tijd nodig om alles op een plaats te krijgen. Okke jager is me nu dubbel dierbaar. Het is aardig om te zien hoe hij in die periode met geloven omging. Hij zei, met Augustinus: ?een Christen moet erin geloven dat God alles voor hem ten goede leidt, maar weten dat hij er zelf aan moet werken alsof hij het alleen moet doen.? Je moet God niet de schuld geven en dat heb ik ook niet gedaan. Dat komt omdat je de ?waarom? vraag niet stelt.?
?Al het overtollige verdwijnt, wat overblijft is de zin van je leven. Wat doe je ermee, ben je bereid er iets van te maken? Dat geeft hernieuwde zin aan je leven, anders wordt het verwijten.?

Het is even stil.

?Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik moet doorgaan. Als je de kanker teveel eer geeft dan BEN je kanker. Ik heb het, maar ik ben het niet. Als kind al. Las ik het verhaal van Abraham in Genesis (18, 16-33) over Sodom en Gomorra. Abraham loopt met God en probeert te voorkomen dat Sodom wordt vernietigd. Hij si gewoon aan het sjacheren met God: als er nu 50 rechtvaardigen wonen, ga je die stad nog vernietigen? Nee, met 50 niet. Met 40, 30, 20 rechtvaardigen dan? Zo sjachert hij verder tot God zegt: tien is de grens. Ik vond dit altijd al een prachtig verhaal en nu ben ik zelf aan het sjacheren. Mag ik nog en jaartje, en wat vind je van twee, drie, vijf??
?Nee, ik ben het er niet mee eens wat me overkomt. Het komt me verdomd slecht uit. Ik sjacher met God, ik ga tot vijf jaar en vind dat al heel wat. Dat is mijn manier om met God om te gaan. Ik kan nu weer wat meer, lees weer wat. Zoals de gedichten van Huub Oosterhuis. Ook die van Hans Andreus, mijn lievelingsdichter. Hij is ook aan kanker overleden. Zijn ?laatste gedicht? is er een waar ik veel herkenning uithaal. Ik heb nu meer tijd om die gedichten te lezen. Opvallend vind ik dat je gedichten nu terugpakt en ze anders leest dan vroeger, ze zeggen me nu meer.?

De factor tijd

Eerst had ik altijd te weinig tijd. Toen stopte ik met werken en daar heb ik aan moeten wennen. Ik vind mijn werk leuk, zit vol idee?n voor de komende jaren, maar ik moet nu kijken hoe ver ik kom. Ik ben iets voorzichtiger bij het plannen van activiteiten, maar ik wil dingen laten liggen met het idee: dat haal ik niet meer. Het heeft ook voordelen dat je weet dat je leven bekrot is, je wordt kritischer, de ballast verdwijnt. Je wordt ook selectiever, verdeelt je energie beter en ik word duidelijker. Laatst vertelde ik Rikst dat ik een droom had gehad dat het weer slecht ging. Ik denk dat een volgende tik dus minstens zo hard aankomt als de eerste, alhoewel ik nu weet dat hij eraan komt. Ik ben niet echt bang voor de dood, al ben ik er nog veel te jong voor. Ik ben wel bang voor het verloop, dat maakt me af en toe onzeker. Maar ik ga daar zelf iets aan doen, ik laat het niet allemaal over me heenkomen. Ik maak daarin mijn eigen keuzen.?

?Het is heel tegenstrijdig, als ik de balans opmaak heb ik per saldo op veel fronten moeten inleveren. Kanker, met alles wat het oproept, komt echter niet op het negatieve saldo te staan. Het heeft me bepaald nog niet een kopje kleiner gemaakt! Ik kom tot de conclusie dat ik een gelukkig mens ben. Natuurlijk heb ik pech en ben ik er niet blij mee, maar we hebben er tot nu toe goede dingen mee gedaan. Toch blijf ik zeggen: het komt me heel slecht uit!?